Het elfenbos
Er was eens een meisje, ze woonde in het bos met haar mama en papa. Op een mooie dag ging ze wandelen in het bos. Ze kwam een elfje tegen dat flauwgevallen was. Het meisje pakte het elfje vast en legde het in een zakdoekje. Ze pakte het zakdoekje met het elfje er in en ze wandelde nog wat. Ze zag een klein huisje staan. Ze hoorde stille muziek. Er verscheen een elfje. Het elfje was bang. Heel het elfendorp vocht tegen haar. Het meisje werd bang. Het meisje werd ook bang. Het meisje riep stop!! En ze stopten ook. Het meisje zei: ik ben lief. De elfjes zeiden: we geloven je niet. Het meisje zei: jullie moeten me moeten me geloven! En ze toonde het elfje. Iedereen was blij en ze vierden feest!
einde
Er was eens een meisje, ze woonde in het bos met haar mama en papa. Op een mooie dag ging ze wandelen in het bos. Ze kwam een elfje tegen dat flauwgevallen was. Het meisje pakte het elfje vast en legde het in een zakdoekje. Ze pakte het zakdoekje met het elfje er in en ze wandelde nog wat. Ze zag een klein huisje staan. Ze hoorde stille muziek. Er verscheen een elfje. Het elfje was bang. Heel het elfendorp vocht tegen haar. Het meisje werd bang. Het meisje werd ook bang. Het meisje riep stop!! En ze stopten ook. Het meisje zei: ik ben lief. De elfjes zeiden: we geloven je niet. Het meisje zei: jullie moeten me moeten me geloven! En ze toonde het elfje. Iedereen was blij en ze vierden feest!
einde